Coincidentia oppositorum

Het in het Latijn uitgedrukte begrip Coincidentia oppositorum zou in het Nederlands vertaald kunnen worden met Het samenvallen van de tegendelen. Dit is een kernbegrip van de omschrijving van God van Nicolaas van Cusa (Cusanus). Hij noemt dit voor het eerst in 1440 in zijn publicatie De Docta Ignorantia (Over de wetende onwetendheid).

Dit doet denken aan het diepe grondprincipe van Heraclitus, dat volgens Socrates alleen een duiker van Delos (een eiland van duikers, maar Delos betekent, vertaald in het Nederlands, ook 'duidelijk') kon begrijpen. Overigens lijkt Heraclitus het hier in eerste instantie te hebben over de natuur.[1]

Nicolaas van Cusa en Heraclitus zien zo het tegendeel (de contraditie) als grond. Aristoteles verwerpt dit en ziet juist de non-contradictie als grond: Hij zegt dat A en -A niet beide tegelijk waar kunnen zijn.[2]

Bij Nicolaas van Cusa verwijst dit begrip niet zozeer naar de dagelijkse fysieke dualiteit, zoals dag-nacht, warm-koud, enzovoorts, maar naar een hogere (Goddelijke) realiteit, waarin de tegenstellingen van het eindige in het oneindige samenvallen. Het is als het ware een vouwblad, wat naar believen in- en uitgevouwen kan worden. Of zoals het woord 'uit-eenzetten'. Dit 'uiteenzetten' geeft enerzijds aan dat veel uit één wordt gemaakt, maar anderzijds dat 'één' de oorsprong en verbindende schakel is.[3] Nicolaas illustreert dit met een oneindige lange rechte lijn. Dit is niet alleen eenvoudig een rechte lijn, maar ook veelvoudig een 1. driehoek (met de grootste basis en de kleinste bijbehorende hoogte), 2. cirkel en 3. bol (met een oneindig grote diameter). Of daar zou een kwadratuur van de cirkel: een exacte berekening van de oppervlakte van de cirkel, met behulp van een oneindig lang doorgaande decimale ontwikkeling van het transcendente getal π, toch kunnen bestaan.

Zo heeft de coincidentia oppositorum bij Nicolaas van Cusa ook de mogelijkheid de veelheid van het eindige in het oneindige te verenigen in een eenheid. Dit is eenvoudiger, harmonieuzer. Bij Heraclitus lijkt dit minder duidelijk.

  1. Paul Claes, Herakleitos, alles stroomt, Amsterdam, 2011, blz. 10 en 18. Diogenes Laërtius noemt het werk van Heraclitus Peri fyseoos.(Herakleitos is een andere schrijfwijze van Heraclitus van Efeze).
  2. Aristotle, Metaphysics, Gamma 1005b 9-13
  3. Dit voorbeeld is ontleend aan Macht en onmacht van Samuel IJsseling, Boom Amsterdam, 1999. Blz. 89.

Developed by StudentB